---------
Feedback is overal. Als we naar een nieuw restaurant gaan, vraagt de ober ons om een recensie achter te laten. Bestellen we iets online, dan verschijnt er niet veel later een mail of pop-up met de vraag hoe onze ervaring was. En zelfs een (tand)artsbezoek blijft niet gespaard van de inmiddels klassieke evaluatieformulieren. Ook binnen organisaties is feedback ? of ?employee voice? ? momenteel een hot topic. Op het eerste gezicht is die ontwikkeling positief: feedback kan zorgen voor meer betrokkenheid, hogere productiviteit en uiteindelijk ook een betere financiële gezondheid van een bedrijf. Maar waar ligt de grens tussen waardevolle input en een overdaad aan prikkels die vooral tot verkramping en frustratie leidt?
Als trainer in het geven van effectieve feedback en verbindende communicatie, stel ik met bezorgdheid vast dat we met z?n allen richting ?feedback-overload? gaan. Met deze blogpost wil ik stilstaan bij waarom feedback zo essentieel is, maar ook waarom een overdosis aan feedback juist contraproductief kan uitpakken. Verder reik ik concrete handvatten aan om een feedbackcultuur vorm te geven die werkt voor iedereen, gebaseerd op recente inzichten van onderzoeker Ethan Burris en mijn eigen jarenlange praktijkervaring met verbindende communicatie.
Feedback is in essentie de lijm die mensen, teams en organisaties bij elkaar kan houden. Het helpt ons zicht te krijgen op hoe anderen onze acties, prestaties en houding ervaren. Van daaruit kunnen we groeien, leren en ons aanpassen. In een ideale wereld leidt een open feedbackcultuur tot:
Dat zijn mooie voordelen. Toch blijkt uit de praktijk dat het niet altijd even vlot loopt. Veel organisaties willen wel een ?open feedbackcultuur?, maar kampen met allerlei hindernissen die tot vertraging of zelfs tot cynisme leiden. Een veelgehoorde klacht: ?We vragen aan iedereen om feedback, maar we krijgen zó veel terug dat we er niet meer mee weten wat we moeten doen.?
In gesprekken met HR-managers, directies en teamleiders hoor ik steeds vaker dat ze overvraagd worden. Hoe meer tools, enquêtes en belmomenten, hoe harder het lijkt te knellen. Er heerst ook de angst om te verzanden in een eindeloze golf van suggesties, klachten en ideeën, zonder dat er voldoende tijd of capaciteit is om er daadwerkelijk iets mee te doen. Het gevaar is dat feedback dan verandert in een plichtmatig riedeltje: ?We vragen het omdat we denken dat het moet, maar eigenlijk luisteren we niet écht.?
Recente onderzoeksbevindingen van Ethan Burris, professor in management aan Texas McCombs, bevestigen dit fenomeen. In interviews met multinationale leidinggevenden en HR-professionals ontdekte hij dat zij worstelen met de toegenomen stroom aan feedback. Enerzijds wordt feedback gezien als een essentiële succesfactor, anderzijds is de overload reëel en weten velen niet hoe deze te managen.
De gevolgen van overload:
????Het is dus zaak om de feedbackstroom te kanaliseren, te structureren en te doseren.
Een belangrijk inzicht uit Burris? onderzoek is het idee om feedback te zien als een ?ecosysteem?. Je hebt verschillende lagen, verschillende momenten en verschillende doelen. Dit betekent dat je niet alleen in de klassieke (jaarlijkse) medewerkerstevredenheidsenquête moet investeren, maar ook andere contactpunten inbouwt tijdens cruciale fases in de ?employee journey?. Denk hierbij aan:
Daarnaast kun je inzetten op town halls, focusgroepen en luistersessies, maar hier geldt hetzelfde adagium: doe het met een plan. Wanneer je vooraf nadenkt over de doelen, de frequentie en de manier waarop je feedback gaat verwerken, voorkom je dat je verdrinkt in een zee van meningen.
Zodra je structureel feedback verzamelt, is het nodig om ermee aan de slag te gaan. De eerste stap? Transparantie. Laat als organisatie of leidinggevende helder zien welke signalen je ontvangt en hoe deze worden geïnterpreteerd. Bijvoorbeeld:
Door stakeholders mee te nemen in dit soort stappen, zorg je ervoor dat feedback een dialogisch proces wordt. Mensen hebben niet het gevoel dat ze in een zwart gat praten, maar zien dat hun feedback daadwerkelijk invloed heeft.
Feedback is geen eenmalige check, maar een doorlopend proces. Of het nu gaat om het polsen van tevredenheid rond verloning, werkdruk of de sfeer in het team: zaken veranderen continu. In plaats van één momentopname per jaar, is het vaak zinvoller om gespreid over het jaar kortere feedbackmomenten in te bouwen. Zo kun je bijsturen waar nodig en voorkom je dat kleine irritaties uitgroeien tot grote conflicten.
Maar pas op: vermijd dat iedereen in een lawine aan surveys en evaluatieformulieren belandt. De kunst is om ?kleine check-ins? te doen, bijvoorbeeld tijdens maandelijkse teamvergaderingen of in een kort bilateraal gesprek. Dat vraagt wel om een luisterhouding die geïntegreerd is in de cultuur ? vandaar dat ik als trainer in verbindende communicatie zoveel nadruk leg op empathisch luisteren, geweldloze dialoog en respect voor ieders behoeften.
Ethan Burris wijst in zijn onderzoek op de bijzondere rol van de middenmanager. Deze ?tussenlaag? in de organisatie wordt vaak heen en weer getrokken tussen enerzijds de directie, die meer feedback en meer verbetertrajecten wil doorvoeren, en anderzijds de werkvloer, die problemen en inefficiënties ervaart. Middenmanagers hebben een overvol takenpakket en voelen zich soms ondergewaardeerd, zeker wanneer ze ook nog eens allerlei actiepunten moeten uitrollen na een feedbackronde.
Hoe ga je hiermee om? Topmanagement moet zorgen voor ondersteunende systemen. Het mag niet zo zijn dat een feedbackproces enkel neerkomt op: ?We vragen input aan de basis, en de middenmanager moet het oplossen.? Als er écht draagvlak is voor een open cultuur, hoort daar ook een plan bij voor tijd, budget en mankracht om verbeteracties vorm te geven. Bijvoorbeeld:
Wanneer deze laag zich gesteund voelt, zal ze feedback eerder verwelkomen en er constructief mee aan de slag gaan.
In de praktijk is het niet altijd zo zwart-wit dat iedereen staat te springen om feedback. Burris onderstreept dat topbestuurders oprecht de noodzaak voelen om te horen wat er leeft op de werkvloer, maar dat sommige beslissers of collega?s bang zijn voor de consequenties van kritische stemmen. Men vraagt om eerlijkheid, maar wil men het ook écht horen?
Wil je dus een authentieke feedbackcultuur, dan begint het bij een open houding in de gehele organisatie: ?We zijn bereid om te leren, ook als dat betekent dat we bepaalde processen of personen ter discussie moeten stellen.? Dat vraagt om lef, maar het is de enige weg naar duurzame verbetering.
De organisaties in Burris? onderzoek zijn multinationale bedrijven. Hoewel er culturele verschillen zijn in hoe medewerkers feedback geven of in hoeverre autoriteit in vraag wordt gesteld, blijft het menselijke aspect universeel: mensen willen zich gehoord voelen. Of je nu in Vlaanderen, de Verenigde Staten of Japan werkt, de behoefte om bij te dragen en te weten dat jouw ideeën er toe doen, is overal aanwezig. Tegelijk kan het nuttig zijn om lokale gebruiken en gevoeligheden te respecteren: in sommige culturen ben je directer, in andere culturen moet je subtieler te werk gaan.
Maar de kern blijft dat je, om feedback werkbaar te maken, transparantie, dialoog en opvolging nodig hebt. Dat overstijgt culturele grenzen en is gestoeld op basisprincipes van menselijk gedrag.
??
Als trainer in verbindende of geweldloze communicatie zie ik dagelijks hoe cruciaal de manier is waarop feedback wordt gegeven én ontvangen. Verbindende communicatie (gebaseerd op onder meer het model van Marshall Rosenberg) gaat uit van:
Door feedback langs deze as te structureren, vermijd je dat het gesprek verzandt in beschuldigingen of defensief gedrag. Medewerkers en leidinggevenden leren beter naar elkaars behoeften te luisteren, waardoor feedback echt een manier wordt om verbinding te maken in plaats van afstand te creëren.
In het verlengde daarvan is het cruciaal dat ook in grootschalige feedbacksystemen of enquêtes de toon en intentie zorgvuldig bewaakt wordt. Stel vragen op een empathische, uitnodigende manier. Richt je op samenwerking en gezamenlijke groei, niet op het aanwijzen van schuldigen of creëren van een ?wij-zij?-sfeer.
Feedback is en blijft een waardevol instrument voor groei, zowel voor individuele medewerkers als voor de organisatie als geheel. Het gevaar van ?te veel van het goede? schuilt erin dat feedback zijn kracht verliest wanneer het ongestructureerd, niet-opgevolgd of plichtmatig wordt ingezet. Het credo moet zijn: ?Niet méér feedback, maar betere feedback.? Met gerichte, doordachte vragen op de juiste momenten, in een cultuur die openheid en empathie stimuleert, is feedback een bron van inzicht en verbinding.
Daarom is het belangrijk dat organisaties een ecosysteem ontwikkelen waarbinnen feedback kan floreren, zonder dat de betrokkenen erdoor worden overspoeld. Het begint bij een duidelijke intentie van het topmanagement, die gedragen wordt door de middenmanagers en begrepen wordt door de medewerkers. Transparantie, een cyclische aanpak en verbindende communicatie zijn daarbij onmisbare ingrediënten.
Zelf zie ik hoe organisaties ? ook in Vlaanderen ? worstelen met deze balans. Mijn oproep is: wees niet bang om feedback te vragen, maar zorg dat je de capaciteit hebt om het te ontvangen, te verwerken en te beantwoorden. Creëer momenten van dialoog en kweek een cultuur waarin mensen zich uitgenodigd voelen om constructieve bijdragen te leveren. Houd rekening met de menselijke maat en hou vast aan een respectvolle, empathische toon. Zo kan feedback een echt ?geschenk? zijn, in plaats van een administratieve ballast.